Het beginpunt van de islamitische jaartelling is het vertrek van de profeet Mohammed naar Medina op 16 Juli 622 (volgens de Juliaanse kalender). Dat het huidige jaar van de Hegira niet 1378 maar 1420 is, komt door een regel in de Koran.
De Islamitische kalender is een zuivere maankalender, die is ingesteld door de profeet Mohammed. Voordien was er een lunisolaire kalender in gebruik, dus één met een schrikkelmaand. De priesters die bepaalden wanneer de schrikkelmaand moest worden ingevoegd, maakten echter misbruik van de mogelijkheden die dit bood. Daarom verbiedt de Koran het toevoegen van extra maanden. Als gevolg hiervan is het kalenderjaar ongeveer elf dagen korter dan het zonnejaar, en de kalender doorloopt dan ook in zo’n 32 jaar alle seizoenen. Zo vieren Moslims dit jaar twee keer het einde van de vastenmaand Ramadan, eerst in 1420, en daarna in 1421.
Maand | Aantal dagen | ||
---|---|---|---|
Moeharram | 30 | ||
Safar | 29 | ||
Rabi ul-avval | 30 | ||
Rabi ul-akhir | 29 | ||
Djoemada ul-avval | 30 | ||
Djoemada ul-akhir | 29 | ||
Radjab | 30 | ||
Sjaban | 29 | ||
Ramadan | 30 | ||
Sjawwal | 29 | ||
Dhoe al-Kada | 30 | ||
Dhoe al-Hijja | 29 | 30 | |
Totaal | 354 | 355 |
De maanden beginnen met het verschijnen van de nieuwe maansikkel in het westen. Arabische astronomen hebben een vaste kalender opgesteld, die in een cyclus van dertig jaar 19 korte jaren van 354 dagen en 11 lange jaren van 355 dagen bevat. De schrikkeldag wordt toegevoegd aan de laatste maand in de jaren 2, 5, 7, 10, 13, 16, 18, 21, 24, 26 en 29.